Het pakket aan gewasbeschermingsmiddelen tegen valse meeldauw in uien lijkt nog behoorlijk breed, maar staat ernstig onder druk door het beperkte aantal werkzame stoffen. Om resistentie op de langere termijn te voorkomen, is mindering van het aantal toepassingen nodig.
Het spuitschema voor de bestrijding van valse meeldauw ziet er op het eerste gezicht goed uit. Er zijn meerdere middelen waardoor met een beetje puzzelen een volwaardig schema met tien bespuitingen – met de huidige druk een reëel beeld – ontstaat voor het groeiseizoen.
Maar een scherpere blik naar de werkzame stoffen die onder de toegelaten gewasbeschermingsmiddelen liggen leert dat het pakket eigenlijk behoorlijk kleiner is. Zorvec Endavia en Orondis Plus hebben dezelfde werkzame stof als basis (oxathiapiproline). De Fungicide Resistance Action Committee (FRAC) waarschuwt bij dit soort combinaties voor een resistentiedoorbraak. Zijn standpunt: willen we belangrijke werkzame stoffen voor de praktijk behouden dan moeten we deze stoffen zo weinig mogelijk achter elkaar gebruiken. Dat betekent dat van tien mogelijke bespuitingen in het seizoen drie afvallen.
Daarnaast speelt het nieuwe etiket van Fandango (een strobilurine) mee. De producent van dit middel heeft met het oog op resistentiemanagement besloten het etiket te versmallen naar maximaal twee toepassingen per seizoen (het W5-etiket), in plaats van maximaal vier toepassingen volgens het oude W4-etiket (dat nog een opgebruiktermijn voor dit jaar heeft). Daarmee vallen nog eens twee bespuitingen af.
Daarmee krimpt het spuitschema ineens van tien naar vijf mogelijke bespuitingen. En dat in een jaar waarin valse meeldauw wild om zich heen grijpt in de uien.
Ideale omstandigheden voor meeldauw
De huidige omstandigheden zijn ideaal voor valse meeldauw. De optimale temperatuur voor deze schimmel schommelt tussen tien en twintig graden en in combinatie met een vochtig gewas en lange bladnatperiodes kan deze zich snel ontwikkelen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat uientelers de FRAC-richtlijnen naast zich neerleggen en alle toegelaten middelen inzetten om de meeldauw de baas te blijven. Een begrijpelijke keuze, want je wilt niet je oogst verloren laten gaan. Maar voor de langere termijn loopt de sector hiermee het risico op het doorbreken van de resistentie tegen deze gewasbeschermingsmiddelen.
Preventie
In de preventie is het belangrijk dat er geen (resten van) uien achterblijven op het land of op het erf. Deze kunnen bronnen zijn voor vroege aantastingen. De uienteelt heeft daarbij wel als extra ‘handicap’ dat het gewas bijna jaarrond op het land staat. Met de opmars van winterplant- en zaaiuien kunnen sporen van meeldauw makkelijker overwinteren en in het nieuwe jaar al vroeg de zomeruien aantasten. De uiensector werd in 2021 ook geconfronteerd met een forse uitbraak van valse meeldauw. De jaren daarvoor waren droog en daarmee geen meeldauwjaren. Met 2021 werd de uiensector zich weer bewust van de grote slag die valse meeldauw kan slaan in een nat jaar. Maar ook van het feit na het wegvallen van mancozeb- houdende middelen (in seizoen 2022) de problemen met meeldauw wel eens veel groter zouden kunnen worden.
Die vrees lijkt waarheid te zijn geworden. De uienteelt staat aan de vooravond van de situatie waarin de aardappelteelt zich nu bevindt met phytophthora: de deur naar resistentiedoorbraak staat op een kier, door de combinatie van een smal middelenpakket en een zeer agressieve schimmel.
Nu er geen curatieve middelen meer zijn is de hoop gevestigd op de komst van nieuwe gewasbeschermingsmiddelen. Er zit wel wat in de pijplijn, maar het is nog maar de vraag of die voor 2025 al beschikbaar zijn. Een andere hulplijn is de veredeling van hoogresistente rassen. Maar ook dit is een kwestie van de lange adem.
Spuiten met BOS
Vanuit Uireka wordt veel gekeken naar de inzet van een beslissingsondersteunend systeem (BOS). Het spuiten volgens een BOS lijkt nu belangrijker dan ooit. Maar ook hiervoor geldt dat de teler wel de beschikking moet hebben over de juiste gewasbeschermings- middelen.
Het weer gaat bepalen welke kant het opgaat met valse meeldauw. Krijgen we een periode van droog en zonnig weer dan kan de schimmel opdrogen. Maar blijft het nat dan zou de uiensector dit jaar wel eens de wrange vruchten kunnen plukken van klimaatverandering.
Hoe ontwikkelt valse meeldauw zich?
Over het algemeen worden winteruien en tweedejaars plantuien het eerst aangetast door valse meeldauw waarna de infectie zich verspreidt naar eerstejaars plantuien en zaaiuien. Dit effect wordt verstrekt door de teelt van biologische tweedejaars plantuien. Door het gebrek aan biologische bestrijdingsmiddelen ondervinden de zaaiuien aan het einde van het plantuienseizoen extra ziektedruk.
Bij extreme ziekte- ontwikkeling kan valse meeldauw zelfs leiden tot het afsterven van het blad. Bij een vroege aantasting zonder maatregelen kan de oogst met 75 procent verminderen. Daarnaast zorgt valse meeldauw voor een verminderende werking van de chemische spruitremmer MH.
Tekst: Delphy
Beeld: Martin de Vries