De North-western European Potato Growers (NEPG) schat in dat de aardappeloogst van de Europese EU-4 landen, Nederland, België, Duitsland en Frankrijk, hoger zal zijn dan het vijfjaarlijkse gemiddelde.
Met een areaalstijging van zeven procent in de EU-04 van 560.000 hectare, oftewel een toename van 37.000 hectare, zal de wereldwijde productie hoger zijn dan het vijfjaarlijks gemiddelde. Namelijk meer dan 22,7 miljoen ton. De gemiddelde opbrengsten per hectare zijn waarschijnlijk vergelijkbaar met die van vorig jaar. De algemene kwaliteit is goed, met een doorgaans een hoog onderwatergewicht, maar veelal met niet genoeg lengte.
Een gecompliceerd teeltjaar
Het seizoen werd gekenmerkt door een lange reeks problemen en uitdagingen. Een tekort aan pootgoed leidde tot een stijging van de prijs, het veelvuldige gebruik van gesneden pootgoed (met soms dramatische gevolgen door slecht beheer en/of nog zwaardere regenval na het planten). De teelt – voornamelijk in België – van meer dan 80 verschillende rassen bestemd voor de verwerkende industrie, compliceerde ook de zaken.
Zware regenval
Zware en constante neerslag tijdens het pootseizoen en daarna in de zomer leidde tot een spreiding van de aanplant over een periode van meer dan tien weken. Dit gebeurde voornamelijk in België en in het zuiden van Nederland, en in mindere mate in Frankrijk en Duitsland. Het merendeel van het poten vond plaats onder omstandigheden waarbij de grondstructuur slecht was.
Aanzienlijke neerslag vóór, tijdens en na het poten leidde tot de hoogste phytophthora-druk ooit. Nieuwe of evoluerende stammen van phytophthora en de noodzaak om verschillende werkzame stoffen bij elke behandeling te combineren hebben geleid tot hogere spuitkosten. En in de meeste gevallen, meer bespuitingen, behalve voor de laat geplante velden. Sommige waren nog niet geplant of waren nog niet opgekomen tijdens de eerste behandelingen.
Oogst en opslag
Er moet de komende weken voldoende aandacht zijn besteed aan de oogst en de opslag. De minder gangbare rassen kunnen mogelijk niet geschikt zijn voor opslag. Dit door een laag onderwatergewicht, slechte bakkwaliteit en holle harten. Voor gangbare rassen, kunnen er afhankelijk van de weersomstandigheden tijdens de oogst, problemen optreden kneuzingen (zwarte vlekken vanwege een hoog onderwatergewicht) bacteriële rotting en/of knolziekten.
De stijging van de verwerkingscapaciteit betekent niet automatisch een altijd toenemende vraag naar aardappelen of verwerkte producten. De aardappelindustrie doet het goed. Toch moeten telers zich realiseren en rekening houden met het feit dat de verwerkingscapaciteit, met name in Noordwest-Europa, maar ook in Noord-Amerika, Azië en Zuid-Amerika, mogelijk sneller kan stijgen dan de vraag naar verwerkte producten. De producenten moeten de vraag volgen en niet voorafgaan.
Produceren wat kan
De producenten zouden serieus moeten overwegen om te produceren wat ze redelijkerwijs kunnen, en niet alleen wat de verwerkers willen dat ze produceren. Met de versnelling van de klimaatverandering is de teelt van aardappelen niet alleen risicovoller en kostbaarder, maar legt het ook een toenemende druk op de natuurlijke hulpbronnen waarvan ze afhankelijk zijn. Namelijk de bodem, water en biodiversiteit in de omgeving. Telers moeten dit kapitaal behouden als ze in de toekomst met succes willen blijven telen.
Bron: NEPG