De afzet van gewasbeschermingsmiddelen is in 2021 afgenomen naar 9,4 miljoen kilogram werkzame stof. Dat is vijf procent minder dan een jaar eerder. Sinds 2018 is de afzet onder de tien miljoen kilogram.
In 2021 is 3,3 miljoen kilogram aan middelen afgezet voor de bestrijding van schimmels en bacteriën. Dit is 0,7 miljoen, ofwel ruim 17 procent minder dan een jaar eerder. Deze daling in 2021 komt vooral door het vervallen van afzet voor mancozeb.
Schimmels en bacteriën
De middelen voor bestrijding van schimmels en bacteriën nemen nog steeds het grootste aandeel in de totale afzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen. Het aandeel schommelt per jaar tussen de 40 en 45 procent, maar is in 2021 met 35 procent opvallend laag. Droge warme zomers leiden tot een lager gebruik, natte koude zomers juist tot een hoger gebruik. De zomer van 2021 was nat. De daling had dus nog sterker kunnen zijn.
Bestrijding van onkruiden en loofdoding
In 2021 is 2,6 miljoen kilogram aan middelen afgezet voor het bestrijden van onkruiden en loofdoding. Dit is 0,034 miljoen kg minder dan in 2020 en dat is een daling van één procent. Sinds 2018 ziet men een geleidelijke daling. In 2017 is het meeste glyfosaat afgezet. De afzet van middelen voor het bestrijden van onkruiden en loofdoding fluctueert jaarlijks, maar doorgaans minder dan bij de middelen voor schimmel- en bacteriebestrijding. Het aandeel van de middelen voor onkruidbestrijding en loofdoding schommelt al jaren tussen de 25 en 30 procent. In 2021 is het 28 procent.
Sinds 2016 is het professioneel gebruik van bestrijdingsmiddelen buiten de landbouw op verhardingen en in openbaar groen niet meer toegestaan. Alleen enkele uitzonderingen mogen nog. Dit heeft invloed op de afzet voor onkruidbestrijding. Sinds 2021 is nagenoeg al het professioneel gebruik in de niet-landbouw verboden.
Insecten en mijten
In 2021 is bijna 2,7 miljoen kilogram aan middelen afgezet voor het bestrijden van insecten en mijten. In 2020 was dit 2,4 miljoen kilogram. Dat is dus een toename van 10 procent. De afzet van middelen voor de bestrijding van insecten en mijten stijgt de laatste drie jaar. Dat komt vooral door de afzet van paraffine-olie. Het aandeel in de totale afzet schommelt tussen de 15 en 30 procent en schommelt daarmee het meest van de drie groepen.
Overige gewasbeschermingsmiddelen
De afzet van de ‘overige middelen’, grondontsmettingsmiddelen en plantengroeiregulatie en slakkenbestrijding, is 0,9 miljoen kilogram in 2021. Sinds 2017 is er een geleidelijke toename. Tussen 2013 en 2017 juist een afname. Gedurende de periode 2011-2013 was het nog 1,8 miljoen kilogram. De afzet van ‘overige middelen’ is daarmee de laatste jaren één miljoen kilogram lager dan in 2013, hetgeen een gevolg is van het minder toepassen van metam-natrium als grondontsmettingsmiddel. Voor slakkenbestrijding valt op dat er in 2021 een verdubbeling is ten opzichte van 2020.
De totale afzet over 2021 is 9,397 miljoen kg, terwijl de afzet exclusief microbiologische middelen en middelen van botanische oorsprong 9,346 miljoen kg is. Het aandeel chemisch is dus 99,5 procent. Sinds mei 2019 heeft de Europese Commissie indicatoren vastgesteld om daarmee het gebruik van laag-risicostoffen te stimuleren en het gebruik van stoffen met hogere risicoprofielen te ontmoedigen.
Bepalende variabelen
Het verbruik van gewasbeschermingsmiddelen, en daarmee ook de verkoop ervan, wordt bepaald door een mix van variabelen. Schommelingen in de afzet komen door de jaarlijks wisselende gewasarealen binnen de landbouw, de mate waarin ziekten, plagen en onkruiden jaarlijks voorkomen, het beschikbare middelenpakket, de middelenkeuze en in hoeverre geïntegreerde gewasbescherming is toegepast. De relevantste variabele is het weer, als gevolg van elk jaar wisselende weersomstandigheden tijdens de groei van de gewassen.