Hybride land- en tuinbouwgewassen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan een betere wereldvoedselvoorziening. Ze geven hogere opbrengsten en zijn vaak beter bestand tegen ziekten en klimaatstress dan niet-hybride rassen. Toch bestaan lang niet alle gewassen in zo’n variant. Hoe komt dat?
Bij maïs, wereldwijd een heel belangrijk gewas, zijn hybride rassen heel gebruikelijk. Het eerste werd al rond 1930 gelanceerd. Maar bij andere grote gewassen, zoals tarwe en cassave, is dat niet zo. Voor het eerst zijn met een integrale blik alle factoren op een rij gezet die bepalen of commerciële veredelaars tot een hybride ras kunnen komen. Soms is het biologisch heel lastig, vaak spelen economische afwegingen een rol.
Inteeltlijnen genereren
Wat is een hybride ras? “De nakomeling van twee ouderplanten, die elkaar perfect aanvullen. Die combineert dan de beste eigenschappen van de ouders”, vertelt Emily ter Steeg. Maar om de geschikte ouders te krijgen, moet je eerst zorgen dat ze genetisch zo gelijkmatig (homozygoot) mogelijk zijn. Dat bereik je door de ouders met zichzelf te kruisen – inteelt dus. “Dat kost geld en tijd. Er moet dus wel een goede verwachte opbrengst voor de veredelaar tegenover staan”, zegt Ter Steeg.
Er zijn veel hobbels te nemen. Allereerst moet het biologisch mogelijk zijn om zulke homozygote ouderlijnen te maken. Een plant die zichzelf kan bestuiven is ideaal; een plant die altijd met een andere plant kruisbestuift is veel moeilijker in te telen. Bovendien hebben sommige gewassen meerdere sets chromosomen en dan is het maken van inteeltlijnen nog veel lastiger.
Aardappelen
Aardappel bijvoorbeeld heeft vier sets chromosomen met erfelijk materiaal. Dat is een belangrijke reden dat er nauwelijks pogingen zijn geweest om inteeltlijnen te genereren. Het maakt aardappelveredeling uitermate lastig en zodoende bestaan er nog steeds oeroude rassen zoals Bintje.
Maar er zit schot in de zaak. Er zijn namelijk ook aardappels met een enkele set genen. Die kunnen dan echter weer niet intelen. Wetenschappers van Solynta en Wageningen University & Research is het toch gelukt om deze blokkade weg te nemen. Het Sli-gen is hierbij doorslaggevend. Nu staat de deur open voor het ontwikkelen van aardappels uit hybride zaad in plaats van uit knollen.
Economische motieven tarwe
“Bij tarwe speelt een ander punt. Tarwe vormt relatief weinig zaad per bestuiving en de meerwaarde van hybride rassen is beperkt. Ook is de markt gesegmenteerd. Om deze redenen is hybride tarwe nu nog niet kosteneffectief voor veredelaars”, vertelt Ter Steeg.
De wetenschappers onderzochten de economische motieven om tot zo’n ras te komen. Aan de ene kant spelen de kosten van het ontwikkelingsproces een belangrijke rol, aan de andere kant de verwachte opbrengsten. “Een grote markt is voor de veredelaar aantrekkelijk. Daarom zie je hybride rassen bij de grote wereldgewassen en weinig bij kleine lokale gewassen. Verder bepaalt de marktprijs van zijn producten hoeveel de teler kan investeren in zaden. Die marktprijzen voor de teler beïnvloeden zo de inkomsten van de veredelaar.”
Handen ineen
De wereldvoedselproblematiek en de klimaatverandering vragen dringend om productieve robuuste gewassen. “Maar je ziet dat bij cruciale gewassen de veredeling achterblijft. Dat geldt voor cassave, suikerriet en zoete aardappelen, maar ook voor lokale bladgroenten en fruitsoorten. Voor de garantie van gezond voedsel in armere landen is het belangrijk dat ook daar stappen worden gezet”, geeft ze aan.
De auteurs van het Nature-artikel bevelen publiek-private samenwerking aan in gevallen waarin de veredelaars geen directe business case zien. Ter Steeg: “Voorbeelden van zo’n aanpak bieden het Topsectorenonderzoek en haar voorganger Technologisch Top Instituut Groene Genetica. Zo zijn er veel genotypen (halffabrikaten) in onder andere paprika en tomaat geleverd die vervolgens door de veredelingsbedrijven gebruikt zijn om nieuwe resistente rassen te ontwikkelen.
Bron: WUR