“Het resultaat van het ploegwerk bepaalt de opbrengst. Goed onderhoud is daarom cruciaal.” Het zijn de woorden van loonwerker Ad Buijs uit Heusden. Negen keer werd hij Nederlands kampioen ploegen en negen keer kwam hij voor ons land op de wereldkampioenschappen. Bovendien helpt hij Kverneland bij de ontwikkeling bij ‘alles wat door de grond gaat’.
Als iemand ons de tips en tricks van goed onderhoud aan een ploeg kan vertellen, dan is hij het wel. Rode draad: Draaiende delen moeten worden gesmeerd en versleten slijpdelen op tijd vervangen. “Als je blijft aanmodderen verandert ook het ploegbeeld. Dan ben je al te laat.”
Onderhoud ondergeschoven element
Buijs ziet het vaak fout gaan. De ploeg maakt deel uit van het arsenaal, maar vooral omdat het gevraagd wordt. Onderhoud is dan een ondergeschoven element. In de akkerbouw is men er vaak wel gehaaid op. “De ploeg wordt altijd schoongemaakt nadat die van het land komt. Soms is het in het veld een wedstrijd omdat de grond hard of nat is. Er wordt dan altijd even gekeken of lagers en bussen vervangen moeten worden. Als ik zelf een tweedehands ploeg wil kopen dan rijd ik het liefst richting Zeeland of Flevoland. Daar worden de ploegen goed onderhouden, veel minder dan bijvoorbeeld melkvee- of varkenshouders, die de ploeg zelfs buiten hebben staan. Soms zit de grond er zelfs nog op.”
Grondslag bepaalt
Volgens Buijs bepaalt de grondslag uiteindelijk hoe die bewerkt moet worden. “Met ploegen is het belangrijk om in de gaten te houden dat je geen structuurschade veroorzaakt. In de eerste plaats heb je de kluitjes met wortels nodig voor het organische stofgehalte. Dit zorgt in de tweede plaats ook voor een goede waterdoorlatendheid. Als derde punt wil je lucht in de grond krijgen. Dus moet je vooral niet te hard rijden, want daardoor ben je aan het smijten en verlies je het op alle drie punten. Met goed ploegwerk halen wij vijf procent meer opbrengst van het land. Veel hangt daarbij ook af van de ploeg en de staat er van. De ploeg zal in mijn optiek ook nooit verdwijnen, omdat deze bewerking ten opzichte van alle andere alternatieven de beste structuur achter laat.”
Hoe onderhoud ik mijn ploeg?
In twee delen worden de ‘zeven geboden van ploegonderhoud’ nader toegelicht. In dit deel komen de eerste vier geboden aan bod.
1. Smeren
“Als eerste moet je de ploeg goed schoonmaken. Ieder dag na het ploegen moeten de draaiende delen worden gesmeerd. Vooral met natte grond kan vocht er in kruipen. Consequent smeren betekent behoud van de schijven en lagers. Met goed onderhoud moeten je met schijven wel duizend uren kunnen ploegen voordat die stuk gaan. Vergeet ondertussen ook niet om de vario te smeren. Er hoeft geen twintig slagen vet in, één of twee drupjes en dan is die weer gesmeerd.”
2. Controleer slijtdelen
“De slijtdelen moeten goed op orde zijn. Gaten of breuken moet je eigenlijk twee dagen eerder zien, voor je het echt verliest of dat het kapot is. Kijk vooral ook naar de ploegpunten. Je ziet het vaak inslijten op de dunne plekken. Daar gaat de slijtage gewoon sneller. Vergelijk het inslijten ten opzichte van het voorzetstuk van de risters. Op de foto zie je dat het de punt van het voorschaarmes bijna weg is. Dus moet je die vervangen. Versleten onderdelen zorgen voor minder snijgrip. Dan zul je misschien zeggen ‘ik heb toch gps, dat maakt dan toch niet uit’. Toch trekt het wel zwaarder. De ploeg wringt. Het ploegbeeld wordt anders als er slijtage is. Bij ons wordt er ieder jaar wel iets vervangen. De levensduur van de risters en ploegpunten hangt af van de grondsoort. Op zand kun je met de scharen wel 350 hectare ploegen en met de ploegpunten 150. Op zeeklei kan dit zomaar honderd tot honderdvijftig hectare meer zijn.”
3. Draai bouten aan
“Zorg dat je een paar keer per jaar de bouten vast draait. Vooral op harde grond kunnen die lostrillen en trekken. Loop het iedere keer even na. Volgens het instructieboek zeker als het echt nieuwe onderdelen zijn. Meteen na de eerste keer aantrekken en na drie, vier keer ploegen weer. Dat wordt regelmatig vergeten. Ik kom heel vaak in de praktijk de losse bouten tegen. Het resultaat is dat de lichamen losraken of dat je die tijdens het ploegen verliest. Een los zittend deel heeft meteen effect op het ploegbeeld.”
4. Meet geometrie na
“Voor het nameten van de geometrie is een duimstok en viltstift voldoende. Het simpelste is van de punt van het rister naar het midden van de andere. Staat die nog wel recht? Is dit niet het geval, dan kun je het rister eenvoudig verstellen en op de juiste plek zetten door de achterstangen in- en uit te trekken. Ben je een bouten of een heel lichaam verloren, kijk dan ook nog of de geometrie klopt.”
Verder lezen? Lees ook deel twee: ‘Zo houdt specialist Ad Buijs zijn ploeg in topconditie.
Dit is een artikel uit de Akkerbouwkrant. Wil je deze thuis ontvangen? Klik hier.
Tekst en beeld: Martin de Vries