Om gewasbehoeftes effectief bij te sturen moeten we weten wat de staat van het bodemleven en de plantgroei is. Voor het toedienen van spoorelementen zijn grond- en bladmonsters van groot belang, vindt teeltadviseur Marijn Nap van AgroCentrum B.V.. Met de YaraVita-bladmeststoffen, die AgroCentrum importeert en vanuit Steenbergen distribueert in België en Nederland, is het mogelijk om primaire en secundaire elementen aan te vullen om meer uit het gewas te halen. “Uiteindelijk draait het erom dat je geeft wat er nodig is.”
De inzet van spoorelementen kan in veel gevallen effectiever, constateert Marijn Nap in de praktijk. Hij merkt dat sommige dealers van meststoffen en adviseurs over onvoldoende kennis beschikken om het juiste advies te geven. Om gebruik te mogen maken van hogere fosfaatnormen is het nemen van grondmonsters door een erkend laboratorium verplicht. Daarmee staat de deur open om ook plantbeschikbare spoorelementen te laten analyseren. “Laat naast stikstof en fosfaat ook andere elementen onderzoeken. Kijk wat de gewasbehoefte is en geef het gewas wat er nodig is.”
Stappenplan met grondmonsters
Nap pleit voor een stappenplan aan de hand van volledige grondmonsters. “Dat begint met pH. Die moet goed zijn, anders is de opname van de elementen niet goed. Is die waarde te laag, dan kijken we naar de beschikbaarheid van hoofdelementen. Is de pH te hoog dan is er sprake van een tekort aan plantbeschikbare spoorelementen. Het optimum is een pH van 6,5, maar er is al een verschil tussen zand- en kleigrond. Op zand zijn we al heel tevreden met een waarde tussen de 5,5 en 6. Met rivierklei kom je wel 6,5 tot 7,5 tegen. Over het algemeen is er op kleigrond altijd een tekort aan plantbeschikbare spoorelementen.”
De tweede stap in de analyse is wat Nap betreft de bezetting van het kleihumuscomplex. Oftewel, de verhouding calcium, magnesium en kali. “Het grootste deel is calcium. Op zand ligt dat gemiddeld tussen de 65 en 70 procent. Op klei is dat altijd hoger. Magnesium zit op 6 tot 12 procent, Kali 3 tot 5. Hoe meer calcium, hoe beter de bewerkbaarheid. Calcium staat in relatie met verdichte bodem, doorworteling en wateropneembaarheid.”
Zandgronden
Op zandgronden is vaak sprake van een calcium tekort. “Vaak is dit inherent aan de lage ph. Wij zijn situaties tegengekomen met een ph van 4,2 tot 4,4. Dat zo bizar laag, daar branden de wortels weg door de zuurte van de grond. De boodschap kan zijn ‘breng ph op orde’, maar dat advies gaat ook samen met calcium. Kalk ontbreekt er vaak in de grond. De schelpen zitten er niet of niet meer, waardoor er geen voorraadvat carbonaten meer is.”
“Kleigrond heeft in zes op de tien gevallen voldoende magnesium beschikbaar voor plantengroei. Voor reparatie en bijbemesting adviseren we kieseriet.” Ook op kleigrond is het verbeteren van plantbeschikbare calcium een belangrijk punt, stipt Nap aan. “In 99 van de 100 gevallen gebeurt dat op zand met het aanbrengen van kalk. Op klei is dat niet nodig en daar valt de keuze nagenoeg altijd op een sulfaatvorm, omdat de pH[1]waarde dan niet verandert.”
Steeds meer focus op bodem
De bodemgesteldheid heeft de afgelopen vijf jaar steeds meer aandacht gekregen. “De bewustwording groeit en dat komt ook omdat de teler veel meer bezig is met reparatie. De grondmonsters geven ons bepaalde inzichten. Enerzijds over de structuur van de grond. Die gaat in mijn beleving achteruit en dat staat in relatie met de verhouding aan het kleihumuscomplex. Anderzijds hebben we het inzicht gekregen dat de basis voor een goede plantgezondheid in de bodem ligt. De bezetting van de elementen is zo ontzettend belangrijk voor een werkbare bodem en een goede beschikbaarheid van secundaire elementen.”
De noodzaak om naar de bodem te kijken, hangt ook nauw samen met het wegvallen van chemische middelen. De teler heeft daardoor minder mogelijkheden om bij te sturen. Op zichzelf geen verkeerde ontwikkeling, vindt Nap. “Door het gebruik van chemische stikstof en kalizout pesten we de bodem en het bodemleven, waardoor ze ook gevoeliger worden voor ziekten en plagen.” De basis moet volgens hem in organische bemesting liggen. “In de praktijk zien we gewoon dat gewassen, die gevoed worden met organische mest het in droge jaren langer vol houden. Bovendien geef je met organische mest ook meer dan alleen stikstof.” Met pH en goede bezetting van het kleihumuscomplex worden flinke stappen gezet als het gaat om de organische stofvoorziening. “Dit is voer voor het bodemleven. Als we die niet optimaal verzorgen, dan krijg je ook geen optimale gewasgroei.”
Organische stofgehalte
In absolute cijfers is het organische stofgehalte de laatste decennia met sprongen achteruit gehobbeld. Over het algemeen ligt die nu op twee tot vier procent ten opzichte van acht tot tien procent in vergelijking met vijftig jaar geleden. “Als we kijken naar de spoorelementen is alles onder de vijf procent te laag om het bodem leven goed te voeden. Organische stof geeft gewoon body in de grond en is ook de kapstok voor het kleihumuscomplex.”
Welke elementen toedienen?
Met een bodemanalyse kan een teler alle elementen in beeld brengen. “We richten ons vervolgens op de veertien elementen, die in onze ogen de belangrijksten zijn. Deze koppelen niet allemaal aan organische stof, maar de meeste wel.” Per grondsoort zijn er verschillen, maar over het algemeen kun je wel bepaalde lijnen trekken, stelt Nap. “Zo zien we op veel plekken een mangaantekort. Dat geldt ook voor zwavel, want dat komt niet meer uit de lucht. Ook magnesium is in de basis vaak onvoldoende aanwezig.”
Borium is een element dat per gewas moet worden bekeken. “Zelfs al is die op orde, zie je dat bladbemesting met borium een positief effect heeft op de opname van andere elementen. Zeker als het om bol- en knolgewassen gaat. Borium kun je zien als een calciumpomp. Bij bewaring is dit belangrijk omdat met te weinig calcium je een product niet goed kunt bewaren. Het draait om die sterke celwand, waarbij silicium weer het cement is tussen de cellen.”
Toediening
Volgens Nap zijn er tientallen kilo’s secundaire elementen als calcium, magnesium en zwavel per hectare nodig en dat gaat niet allemaal via het blad. Het begint met de basisbemesting in korrelvorm, waarbij vollevelds uitrijden in principe afdoende is. “Aan de basis bemest je de hoofd- en secundaire elementen. Strooien is prima, je doet het immers niet alleen voor de plant. Als het gaat om specifieke gewasbehoeften, die naar voren komen uit de bladmonsters, kun je bijsturen met bladbemesting.” Voor de spoorelementen zelf zijn precisietechnieken aan te raden. “Vaak gaat het bij bladbemesting om gewasbehoefte van honderden grammen of een paar kilo per hectare. Dat is gewoon heel lastig te strooien. De meest efficiënte opname gaat via het blad. Dit zorgt ook voor een langere werkingsduur. In akkerbouwteelten wordt bladbemesting doorgaans één tot drie keer per seizoen toegediend. In de glastuinbouw doet men dit soms wel twee keer in de week.”
Geadviseerd wordt om bladbemesting in een groeiend gewas toe te dienen. “Dan neemt de plant de elementen het beste op. De deeltjesgrootte van de bladmeststoffen van Yara zijn al zo ontwikkeld dat ze voldoende uitvloeien en, afhankelijk van het element, op de korte en lange termijn optimaal worden opgenomen. De producten zijn echt veilig en worden direct opgenomen als de huidmondjes open staan. Belangrijkste aandachtspunt is de bedekking. Fijne doppen zorgen er voor dat de bladmeststoffen optimaal uitvloeien en dat zorgt voor een betere verdeling en opname.”
Ontwikkeling van YaraVita
Aan de basis van YaraVita-bladmeststoffen hangt jarenlang onderzoek ten grondslag. “In 1954 ontwikkelde het toenmalige Phosyn, dat inmiddels door Yara is overgenomen, een mangaanbladmeststof, voor een betere bladkwaliteit en opbrengst. Decennia later is men bij Yara eigenlijk nog steeds op dezelfde manier bezig. In een kassenlaboratorium worden gewassen als radijs en zonnebloemen gekweekt. Met twaalf potten worden steeds alle elementen met uitzondering van één toegediend. Zo kun je heel goed zien wat de reactie van een plant is. Vooral met zonnebloemen. Zonder borium bijvoorbeeld komen die helemaal niet in bloei. Conclusie is dat dat dus een essentieel element is. Zo wordt voor veel gewassen gekeken welk element belangrijk is. Bij bloembollen hebben we gezien dat ijzer, borium, calcium en mangaan erg belangrijk zijn. Op basis van de proeven komt advisering tot stand. Ieder gewas vraagt daardoor weer een specifieke advisering.
“Met de uitslag van de grond-en bladmonsters geven wij als AgroCentrum een advies per spoorelement en per gewas. Borium en mangaan zijn daarbij eigenlijk standaard ingebed. De laatste ontwikkeling is dat de noodzaak van zink, ijzer en magnesium voor de gewasgroei steeds meer wordt aangetoond. Mijn verwachting is dat dit meer gebruikt gaat worden in de professionele teelt.”
Weerbaarheid gewas
Om de weerbaarheid van het gewas verder te verbeteren, wordt ook steeds meer gekeken naar ‘antistress-mechanismen’. Hier is YaraVita Biotrac een voorbeeld van. Dit een zeewierextract met een bijzonder hoog gehalte aan antioxidanten die een stressverlagende werking hebben. “Antioxidanten hebben een positieve invloed bij extreme temperaturen, droogte en behandelingen met herbiciden”, stelt Nap, “Uit proeven blijkt dat een gewas, dat met dit stressverlagende middel behandeld is een betere plantgezondheid en productie heeft. Zeker bij droogte houdt de plant het langer vol. In de bodem zijn deze benodigde mineralen eigenlijk niet meer te vinden. Om in dergelijke gevallen alleen een bladmeststof toedienen is te makkelijk.”
Maar zijn bladmeststoffen uiteindelijk ook niet een lapmiddel met het oog op de tanende bodemgesteldheid? Nap kan deze vraag bevestigend beantwoorden, maar ziet op dit moment weinig andere alternatieven om de plantgezondheid voldoende op peil te houden. “Ik constateer wel de positieve effecten van gesteentemeel, maar dat is gewoon heel erg prijzig.”
Dit betreft een artikel uit onze Akkerbouwkrant. De Akkerbouwkrant gratis thuis op de mat?
Tekst: Martin de Vries
Beeld: AgroCentrum