Hierbij stuurt de minister van Economische Zaken en Klimaat, mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de antwoorden op de gestelde vragen over het bericht dat cijfers van het CBS ervoor zorgen dat de prijs van uien laag blijft. De vraag kwam van de leden Geurts en Van den Berg (beiden CDA).
1) Kent de minister het artikel ‘Zeeuwse uienboer woedend op CBS vanwege foutieve uiencijfers’?
Antwoord: Ja.
2) Klopt het dat Nederland de grootste uienexporteur is ter wereld? En klopt het dat 80% van de Nederlandse uien in Zeeland wordt verwerkt?
Antwoord: Het klopt dat Nederland de grootste uienexporteur ter wereld is (in het jaar 2016; Comtrade). Er zijn mij geen exacte cijfers bekend over het aandeel Nederlandse uien dat in Zeeland wordt verwerkt, maar een grove inschatting van Wageningen Economic Research (WUR) duidt inderdaad op circa 80 procent.
3) Kan de minister beschrijven hoe de schattingen van de oogstraming akkerbouw tot stand komen en met welk doel deze oogstramingen worden opgesteld?
Antwoord: Het CBS publiceert gegevens over de oogst van zaai-uien in eind oktober (voorlopige cijfers) en eind januari (definitieve cijfers). De oogstgegevens van zaai-uien zijn onderdeel van de verplichte levering aan het statistisch bureau van de EU (Eurostat). De voorlopige cijfers bieden inzicht in de markt en vormen daarmee input voor de Landbouwrekeningen. De Landbouwrekeningen zijn, als onderdeel van de Nationale Rekeningen, Europees verplichte statistieken. Op basis van deze Landbouwrekeningen wordt onder meer jaarlijks in december het inkomen van de landbouwsector berekend (CBS in samenwerking met WUR).
De definitieve oogstgegevens van zaai-uien worden op grond van de verordening (EG) Nr. 543/2009 betreffende gewasstatistieken verplicht aan Eurostat geleverd. De verordening schrijft onder andere voor dat de lidstaten uiterlijk 31 maart van het jaar volgend op het oogstjaar de gegevens over uien aanleveren. Deze gegevens zijn voor de EU van essentieel belang voor het beheer van de communautaire markten.
De voorlopige oogstraming komt als volgt tot stand. Twee maal per jaar ontvangen vier regionale contactpersonen van Delphy (het expertisebureau voor teeltadvies) een invullijst voor de diverse gewassen per landbouwgebied. Deze contactpersonen winnen informatie in bij hun collega's binnen de gebieden. Op basis van hun ervaringen bij de klanten en gesprekken met andere betrokkenen in het gebied, maken zij een inschatting van de te verwachten opbrengst. In een aantal gevallen zullen de adviseurs bij hun klanten kleine proefrooiingen uitvoeren om inzicht te krijgen in de opbrengstpotentie.
Mede op basis van de ervaringen van voorgaande jaren wordt door het CBS een voorlopige raming van de opbrengst per hectare opgesteld. Samen met de beteelde oppervlakten van akkerbouwgewassen uit de Landbouwtelling berekent het CBS de cijfers over de bruto-opbrengsten. Tijdens de inventarisatie van de gegevens zijn veel aardappelen, uien en soms ook granen nog niet geoogst. Weersomstandigheden na die periode kunnen de opbrengst dus nogmogelijk beïnvloeden.
De definitieve oogstraming komt tot stand op grond van een CBS steekproefonderzoek onder bedrijven met akkerbouw. Bij de definitieve uitkomsten wordt ook de geoogste oppervlakte vastgesteld (de beteelde oppervlakte verminderd met de oppervlakte die niet geoogst wordt).
4) Kan de minister reflecteren op de bewering dat “keer op keer de uienoogst naar beneden wordt bijgesteld” en “dat is funest voor de uienhandel”?
5) Kan de minister een overzicht geven van de laatste vijf jaar van cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) ten aanzien van het uienareaal, zoals begroot en gerealiseerd uienareaal en daadwerkelijke uienprijzen?
Antwoord op de vragen 4 en 5: Bij de definitieve oogstresultaten worden cijfers van de voorlopige oogstraming bijgesteld en wordt er mogelijk ook informatie toegevoegd. De beteelde oppervlakte en bruto-opbrengst per hectare worden ten opzichte van de voorlopige oogstraming bijgesteld. De geoogste oppervlakte wordt toegevoegd. Voor zaai-uien wordt verder nog informatie over de uitval (uien die na oogst niet geschikt zijn voor consumptie) toegevoegd. De totale bruto-opbrengst wordt beïnvloed door zowel de bijstellingen als de nieuw toegevoegde cijfers. Zoals hierboven aangegeven kunnen weersomstandigheden de opbrengst dus beïnvloeden.
6) Kunnen CBS-cijfers over de grootte van de oogst volgens de minster invloed hebben op de prijszetting en de handel? Zo nee, waarom niet?
7) Is de minister bereid om te bekijken hoe voorkomen kan worden dat CBS-cijfers invloed hebben op de markt?
Antwoord op vragen 6 en 7: De prijzen komen in een internationale markt tot stand door vraag en aanbod. De oogstcijfers die door het CBS worden gepubliceerd worden door de markt gebruikt om het Nederlandse aanbod van uien in te schatten en daarmee ook de prijs. De CBS cijfers hebben daarmee logischerwijs invloed op de prijszetting en de handel van uien. Het is echter aan de markt zelf om te bepalen op basis van welke informatie de uien worden verhandeld. Hetzelfde geldt voor andersoortige akkerbouwproducten.
8) Gezien men sinds 1 juli 2016 bij niet-deelname aan de opgave aan het CBS een boete krijgt, kan de minister aangeven hoeveel procent van de akkerbouwers en van de uientelers heeft geparticipeerd in opgaven en hoeveel procent niet over de laatste vijf jaar?
9) Kan de minister aangeven hoe is gehandhaafd bij bedrijven die geen opgaven deden aan het CBS en daarbij aangeven hoeveel waarschuwing en boetes zijn gegeven? En wat de hoogte van deze boetes was?
Antwoord op vragen 9 en 10: In het verleden was deelname aan een vijftal landbouwenquêtes van het CBS vrijwillig. De respons liep echter steeds verder terug (zie onderstaande tabel), waardoor de betrouwbaarheid van de cijfers niet meer kon worden gegarandeerd. Daarom moest worden besloten tot verplichte deelname per 1 juli 2016. Met een aantal Landbouworganisaties heeft het CBS medio 2016 een Letter of Intent getekend, waarin is afgesproken dat de Landbouworganisaties en het CBS zullen proberen alternatieve bronnen te vinden, zodat in de toekomst enquêtering niet meer noodzakelijk is. Voor een aantal landbouwenquêtes zijn er hoopvolle alternatieven in onderzoek. Voor de oogstraming akkerbouw bleken er helaas geen alternatieve mogelijkheden. In de Letter of Intent is tevens afgesproken dat voor de statistiekjaren 2016 en 2017 geen boetes worden opgelegd.
Eric Wiebes
Minister van Economische Zaken en Klimaat
Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat