Het belang van groenbemesters in de vruchtwisseling is groot. Naast het verhogen van de biodiversiteit middels extra organische stof aanvoer zorgen groenbemesters ook voor een vitalere bodem en weerbaardere planten. Een bewering die volgens Hendrik Nagelhoud van groenbemesterszadenleverancier DLF in de praktijk al veelvuldig is aangetoond.
“Groenbemesters zorgen voor extra organische stof, betere vastlegging stikstof, een betere structuur (minder verdichting), bestrijding van aaltjes en andere bodemziekten. Dat betekent een vitaler gewas en een gezonde bodem.”
Het streven naar een gezonde en duurzame teelt gaat hand in hand met meer aandacht voor de bodem. Het GLB-beleid heeft ervoor gezorgd dat het huidige groenbemestersaanbod niet meer enkelvoudig mag zijn. De handel reageerde hier op door GLB-mengsels te introduceren die de bodemgezondheid en biodiversiteit stimuleren. De teler heeft vervolgens de keuze uit simpele of complexe mengsels. Nagelhoud: “De eerste vraag die je dan moet stellen is: wat is biodiversiteit? Praten we dan over bovengrondse of ondergrondse diversiteit? In principe wil je beide stimuleren. Of er dan gekozen wordt voor enkelvoudige mengsels, resistente bladrammenas of gele mosterd hangt van veel factoren af. Het belangrijkste is dat er biodiversiteit wordt gerealiseerd over de bouwplannen heen.”
Effectieve organische stof
Bij DLF hebben ze – aanvullend op het reeds bestaande Vital Earth assortiment – daarom onder andere de mengsels Vital Complex en Humusmix geïntroduceerd om aan de vraag naar (complexe) GLB-mengsels te voldoen. Volgens Nagelhoud is dit een belangrijke stap om de akkerbouwers te voorzien van een tool om die gezondere en duurzamere teelt te realiseren: “Als je kijkt naar de totale organische stofvoorziening dan zorgt Vital Complex voor extra effectieve organische stof in de bodem. Het bevat elementen als Japanse haver en diverse andere soorten. Van Japanse haver is bekend dat deze soort de hoogste hoeveelheid effectieve organische stof produceert, tot wel meer dan 1500 kg effectieve organische stof op jaarbasis. Ons nieuwe ras Vitalli doet daar nog een schepje bovenop.”
Herkennen bodemproblemen
De keuze voor het juiste mengsel is perceelspecifiek en komt bijzonder nauw. Onafhankelijk (praktijk)onderzoek van onder meer HLB, PPO en IRS heeft volgens Nagelhoud aangetoond dat groenbemesterssoorten die als eigenschap hebben dat ze plantparasitaire nematoden (aaltjes) kunnen vermeerderen, dit vaak ook gaan doen, zelfs in complexe mengsels waarin soms niet meer dan tien procent van die soort zit. “Zelfs meer dan je zou verwachten op basis van de verhoudingen in het mengsel. Wij benadrukken dan ook altijd dat telers eerst de bodem goed moeten kennen alvorens een bepaald mengsel toe te passen. Alleen dan kan een keuze gemaakt worden voor een mengsel die geen vermeerdering met zich mee kan brengen. Is de bodemproblematiek niet duidelijk, dan moet een teler niet het risico willen nemen om een willekeurig complex groenbemestersmengsel in te gaan zaaien. Telers die problemen hebben (of verwachten) met bijvoorbeeld chitwoodi, kunnen beter kiezen voor een multiresistente bladrammenasmix/MultiNemamix. Zo weet je zeker dat de chitwoodi onderdrukt wordt.”
Blijven monitoren
Nagelhoud vervolgt: “Gelukkig kijken we nu veel breder naar groenbemesters dan voorheen, maar de bodem blijft toch een soort ‘blackbox’. Je kan nou eenmaal niet aan de bodem vragen hoe het met hem is. Er zijn meerdere factoren die daarin een rol spelen, maar de goede akkerbouwer ziet wel wat er gebeurt. In principe is er nu voor elk probleem een goede resistente groenbemester beschikbaar. Daarmee is niet gezegd dat je direct van alle problemen af bent. Een vermeerdering in de bodem is sneller voor elkaar dan menigeen verwacht. Als je bijvoorbeeld valplekken hebt in een bepaald hoofdgewas en je doet daar niks aan, dan is de kans groot dat die plekken het jaar daarop alleen maar groter zijn geworden.”
“Behandel een groenbemester als een hoofdteelt”
Nu de keuze voor de groenbemester eraan zit te komen – de zaaitijdstippen lopen veelal van juli tot en met september – wil Nagelhoud de telers één ding op het hart drukken: “De groenbemester is een must voor een gezond bouwplan, besteed voldoende aandacht aan de groenbemester en probeer wat stikstofruimte over te houden voor de groenbemester. Want ook die planten hebben bepaalde componenten nodig om te kunnen groeien. Dat is voor dit seizoen nog wat lastig bij te sturen, maar voor de komende teeltjaren wel een belangrijk aspect. Het allerbelangrijkste is echter dat telers de groenbemestersteelt gaan behandelen als een hoofdteelt. Het brengt niet direct geld op, maar zorgt voor extra organische stof, betere vastlegging stikstof, een betere structuur (minder verdichting), bestrijding van aaltjes en andere bodemziekten. En dat betekent een gezondere bodem wat zorgt voor betere opbrengst en kwaliteit van de akkerbouwgewassen.”
Gezonder gewas
Maar daarmee houdt het volgens Nagelhoud niet op: “Groenbemesters moeten heel nauwkeurig worden afgestemd op de hoofdteelt voor en na de groenbemester. Akkerbouwers die groenbemesters op de juiste manier inzetten door het als een volwaardige teelt te zien en dus ook evenveel aandacht geven als andere teelten hebben niet alleen een betere bodemvruchtbaarheid. We zien daar ook een gezonder gewas dat minder gevoelig is voor ziektes. Dat betekent uiteindelijk nog hogere opbrengsten en daarmee betaalt de inzet van groenbemesters zich dubbel en dwars uit.”
Klik hier voor meer informatie! of vul onderstaand formulier in.