Zeven onderzoeksprojecten voor de biologische landbouw- en voedingssector zijn gehonoreerd door het ministerie van Economische Zaken. Zo verstevigt de biologische sector de aansluiting bij de Topsectoren. Ketenorganisatie Bionext is verheugd over de goedkeuring, omdat het onderzoek bijdraagt aan de verdere ontwikkeling van biologische (en gangbare) ketens.
In 2013 ging de Tweede Kamer akkoord met een amendement van SP-kamerlid Van Gerven, waarin stond dat het onderzoek voor de biologische landbouw en voedselproductie vier jaar lang extra gestimuleerd moest worden.Staatssecretaris Dijksma besloot vervolgens een miljoen euro beschikbaar te stellen voor onderzoeksprojecten die in 2015 van start gaan.
Bionext werd door het ministerie van Economische Zaken aangewezen om advies te geven over de invulling van dit bedrag. Begin april zijn, in nauwe afstemming met WUR-DLO, het Louis Bolk Instituut en het bedrijfsleven, twaalf onderzoeksvoorstellen ingediend voor de plantaardige en dierlijke primaire sectoren, de verwerkende sector en de handel. De voorstellen zijn beoordeeld door TKI Tuinbouw & Uitgangsmaterialen en TKI Agri & Food. Alle projecten werden op basis van inhoudelijke criteria goedgekeurd. Uiteindelijk konden met het beschikbare budget zeven meerjarige projecten gehonoreerd worden.
Biologisch en gangbaar
Een belangrijk criterium voor de inhoud van de projecten was de relevantie voor zowel de biologische als de gangbare sector. De consortiumpartijen, die voor de vereiste co-financiering zorgen, komen zowel uit het biologische als het gangbare bedrijfsleven. Dit proces is gestroomlijnd door de kenniscoördinator bij Bionext, Marian Blom: “Ik zie dat biologisch en gangbaar in meer gevallen dan we zelf denken, samen kunnen optrekken. De biologische sector is van oudsher sterk in het combineren van meer dan één duurzaamheidsaspect, en dat kan een ontwikkelingsrichting vormen voor gangbare ketens. En bijvoorbeeld het instandhouden en verbeteren van bodemvruchtbaarheid en bodemweerbaarheid is overduidelijk een gedeeld belang.”
Bijlage: beknopte omschrijving goedgekeurde onderzoeksprojecten
1. Efficiënte keten, preventie reststromen
Jaarlijks wordt in Nederland door producenten, toeleveranciers, horeca en supermarkten voor € 2,5 miljard aan voedsel verspild. In dit project worden praktische handvatten ontwikkeld waarmee bedrijven in de biologische agrifoodketen derving kunnen voorkomen, AFG reststromen beter kunnen benutten en de kansen voor het verkopen van afwijkende producten kunnen vergroten.
2. Versnelde selectie van low input rassen fruit
Zowel in de biologische als in de geïntegreerde fruitteelt probeert men appelrassen te telen die zo weinig mogelijk vatbaar zijn voor ziekten. Belangrijke ziekten waarvoor resistentie of tolerantie gewenst is, zijn schurft en vruchtboomkanker. Het project ontwikkelt methoden om de resistentie en tolerantie van nieuwe appelrassen tegen schurft en vruchtboomkanker snel te herkennen.
3. Ruwvoerproductie en bodemmanagement
Met meer aandacht voor het bodemleven en de gewassen kun je veel betere veevoedergewassen telen. Dat is de kern van deze PPS, die 3 projecten omvat die speciaal voor de bio-sector van belang zijn. Allereerst wordt op basis van beschikbare kennis bepaald welke combinaties grasland-maïs vanuit bedrijfseconomisch en milieukundig perspectief optimaal zijn. Een tweede onderdeel richt zich op grasklavers en dan vooral oorzaken van teruglopende opbrengst en oplossingen daarvoor. Een derde onderdeel inventariseert de kennis over de relaties tussen plantenrassen en hun succes op verschillende bodems bij verschillende meststoffen en verschillende weersomstandigheden.
4. Nieuwe Business Modellen
Een groot aantal bedrijven en organisaties uit de biologische productieketen werkt al samen in de PPS Nieuwe Business Modellen. Kern is het verkennen van nieuwe mogelijkheden tot verbinding van hun bedrijfsactiviteiten met consumenten en burgers. Projecten die al in de PPS lopen gaan over food communities beter laten functioneren, slimmer samenwerken in de keten en burgerraadpleging in het biologische bedrijfsleven. Deze PPS wordt nu uitgebreid, omdat waren meer vragen dan in het huidige project pasten.
5. Biologische varkens zonder ingrepen
De biologische varkenshouderij streeft naar het probleemloos houden van hele vleesvarkens. Dat betekent dat de varkens een krulstaart hebben waarin niet gebeten wordt en dat beren gehouden worden zonder berengeur en ongewenst berengedrag. Dat vraagt goed bedrijfsmanagement. In dit project wordt gewerkt aan het verminderen van welzijnsproblemen door ongewenst gedrag bij beren en het voorkomen van berengeur, het verminderen van welzijnsproblemen en economische schade door staartbijten, en het bevorderen van het welzijn door het mogelijk maken van natuurlijk gedrag door een systeem van groepszogen.
6. Vermindering fosforexcretie door biologisch gehouden varkens en pluimvee
Een biologische akkerbouwer moet zoveel mogelijk biologische mest gebruiken. Er is veel biologische varkens- en pluimveemest beschikbaar. Het probleem is dat de mest van varkens en pluimvee veel fosfaat bevat en dat er een maximum zit aan de hoeveelheid fosfaat die je op je land kunt brengen. Daardoor kan een biologische akkerbouwer de aanwendingsruimte voor stikstof niet optimaal benutten. In dit project wordt onderzocht of via diervoeding en mestbewerking de P2O5-excretie door biologisch gehouden varkens en pluimvee verlaagd kan worden en de ammoniak-vervluchtiging vanuit de mest verminderd kan worden.
7. Duurzame Bodem (dit project wordt deels gefinancierd)
Dit is een aanvullend werkplan voor de PPS beter bodembeheer die al jaren bestaat. In het aanvullend werkplan staan o.a. een inventarisatie en het praktisch toepasbaar maken van bestaande maar gefragmenteerde kennis over organische stoftoevoer. En daarnaast onderzoek naar de vraag of gebruik gemaakt kan worden van plant- of gewaseigenschappen om bodemkwaliteit positief te beïnvloeden. Omdat het project deels is gehonoreerd, wordt het werkplan nog aangepast.
Meer informatie:
T.: +31 (0) 030 233 99 70
E.: info@bionext.nl
W.: www.bionext.nl
Foto: E. Dronkert