Een tweedehands trekker zorgt bij akkerbouwer Jan Roelf van Linge voor ultiem geluk. “Ik rij nooit met nieuwe trekkers. Dat is ten eerste veel te duur en ten tweede moet een trekker functioneel zijn. Het uiterlijk zegt mij niet zo veel.”
De akkerbouwer aan de rand van Dronten (Flevoland) heeft 65 hectare in bewerking en gebruikt daarvoor al sinds jaar en dag gebruikte trekkers: “Dat bevalt goed. Ik wil de draaikosten laag houden en dan kan een nieuwe trekker gewoon niet uit.” Van Linge heeft onder meer een Ford 6640 en een New Holland TM 120. Hiermee doet Van Linge het poten, vrezen, cultiveren, kieperen en ploegen van zijn bouwland: “De oudste, een Ford 4000, staat nu in revisie bij onze vaste mechanisch monteur Nico Vollebregt. De 6640 is tijdens de afgelopen oogst ook nog volop gebruikt.” Nadeel bij gebruikte trekkers zijn de hoeveelheid reparaties, dat ligt nou eenmaal hoger dan bij nieuwe: “Dat weet je van tevoren. Ik vind het leuk om zelf dingen te repareren, dus ook dat is geen probleem. Ik zorg wel altijd dat de trekkers goed onderhouden worden en een schone cabine hebben. Ze mogen dan niet nieuw zijn, dat wil echter niet zeggen dat ik niet zuinig en trots ben.”
Nostalgie: de Ford Dexta en Ford 5000
Zijn overbuurman deelt de visie van zijn collega-akkerbouwer en zweert eveneens bij gebruikte trekkers. Ook voor hem geldt dat het financiële aspect de belangrijkste motivator is om te kiezen voor tweedehands: “De Ford 6640 heb ik in 1995 nieuw gekocht en wordt meestal gekoppeld aan de spuit- en kunstmeststrooier. Sindsdien koop ik eigenlijk alleen maar trekkers van 4/5 jaar oud.” Op het Flevolandse akkerbouwbedrijf staan in totaal zes trekkers, waarvan de oudste de Ford Dexta uit de begin jaren ’60 is. “Die gebruik ik nog af en toe voor schoffelen of kantenmaaien, maar eigenlijk is het vooral nostalgie. Als ik hem nu verkoop krijg ik er hooguit 1000 euro voor. Nou, dan hou ik hem liever.”
Twee jaar geleden deed hij echter wel zijn Ford 5000 van de hand: “Ik heb hem toch maar ingeruild. Als het financieel interessant is, dan ben ik naast boer en liefhebber ook ondernemer.”
“Ik heb niks met nieuwe technieken in de trekker”
Van Linge snapt de redenatie van zijn buurman wel: “Ik snap ook wel dat mensen kiezen voor nieuwe trekkers, maar ik heb niks met nieuwe technieken. GPS hoeft voor mij al helemaal niet. Ik vind het juist leuk om tijdens het poten zelf zo recht mogelijk te rijden. Dat maakt het juist leuk en uitdagend voor mij.” Ook daarin vindt Van Linge steun bij het naastgelegen akkerbouwbedrijf: “Een nieuwe trekker? Dat is alleen maar lastig. Alles gaat veel eerder stuk en je hebt constant storingen. Doe mij maar een trekker waar de kop vanaf is, dat bevalt prima.”
Geen ellende van een ander
Beide akkerbouwers kijken regelmatig op internet bij tweedehandsveilingen of gaan langs bij de plaatselijke dealer om te kijken naar het aanbod van gebruikte trekkers. Desondanks sluiten ze niet uit, ooit nog eens plaats te nemen in een nieuwe trekker: “Zeg nooit nooit, maar voor de uren die ik maak (gemiddeld 750 uur per jaar) is een nieuwe trekker gewoon niet rendabel.”
Bij de aanschaf van materialen en andere machines kiest Van Linge heel bewust wel voor nieuw: “Ik wil geen ellende van een ander hebben. Bij de trekkers die ik koop wil ik dan ook altijd de historie weten. Bij beregeningsinstallaties, cultivators, aardappelrooiers of inschuurlijnen kies ik wel altijd voor nieuw.”