Theo Meulendijks is bij Schaap Holland B.V. verantwoordelijk voor de ontwikkeling van nieuwe rassen. Momenteel is Meulendijks vooral bezig met het beoordelen van nieuwe zaailingen die op de verschillende proefvelden in Nederland geoogst zijn. "Kijkend naar de omstandigheden van dit jaar, is de verwachting dat akkerbouwers meer te maken krijgen met bacterieziekten en een verhoogde kans op viruszieke planten in het komend groeiseizoen."
Komend groeiseizoen
De uitspraak van Meulendijks is gebaseerd op de oogstomstandigheden waarmee akkerbouwers dit najaar geconfronteerd werden. "Het oogsten op natte grond zorgt voor meer beschadigingen hetgeen bacterieziekten meer kans geeft en de hoop op weersverbetering resulteerde in bepaalde gevallen in het later oogsten. Het langer laten groeien verhoogt de kans op een virusinfectie bij de aardappelen, dus komend groeiseizoen is het wellicht verstandig daar extra op te letten." Bij Schaap Holland zijn met name de Ibiza, Amora en Alexia bestand tegen virussen. Dit komt voor een groot gedeelte door de genen van deze rassen, maar ook door de vorm en kleur van het blad. Daar komen geen luizen op af en dat beperkt het risico op virusziekten.
Puzzel
Voor rassenexperts, zoals Meulendijks, is het elke winter weer een flinke puzzel om de juiste keuzes te maken als het gaat om rassenontwikkeling. Doelstelling is om het huidige areaal te verbeteren. Meulendijks adviseert akkerbouwers om tijdig te beslissen wat ze in het bouwplan opnemen: "Dat hangt van veel factoren af. Wat heb ik nu, wat is de grondsoort en welke consequenties heeft het schrappen dan wel toevoegen van een ras op mijn totale productie? Dit zijn slechts enkele vragen die men zich moet stellen. Belangrijk is om goed te nuanceren en met de keuzes goed in te spelen op de vraag en het (reeds bestaande) aanbod. Het doel moet altijd zijn om de markt zo goed mogelijk te bedienen."
Tijdens de wintermaanden worden nieuwe rassen geïntroduceerd en verdwijnen minder succesvolle rassen langzaam van het toneel. Het werk wat Meulendijks doet, vergt veel geduld: "De focus ligt bij ons op het onderzoeken waar we bestaande rassen kunnen verbeteren binnen de vraag die consumenten, maar ook telers in de toekomst hebben. Onder andere resistentie speelt hierbij een rol. Dat kan een zeer langdurig traject zijn, want we weten pas achteraf of het werkt. Uitgangspunt is altijd dat we huidige standaarden willen verbeteren en hoe de vraag naar het aardappelproduct zal gaan veranderen. Binnen het schilbedrijf betekent dit dat we op zoek zijn naar een ras dat mooi geelvlezig en kruimig is. De aardappel mag niet verkleuren na het koken of tijdens de verwerking. Bij de frietaardappelen letten we weer op heel andere dingen. Het moet altijd waardevolle aanvulling vormen op het bestaande rassenpakket en daarnaast zoeken genetici naar rassen die bestaand zijn tegen AM en wratziekten."
Problematiek
Bij de beoordelingen worden zowel genetische als uiterlijke eigenschappen zoals de maat, knolgebreken en schurftvorming meegenomen. “Ook testen we hoe de knol zich houdt voor, tijdens en na het koken of bakken. We zijn geen kweekbedrijf, maar maken gebruik van privé-kwekers en commerciële kweekbedrijven. Vanaf het kweken tot aan het eindproduct bij de consument proberen we de verschillende bedrijven binnen de keten zo goed mogelijk van dienst te zijn. Zo nemen we de signalen vanuit de telers die aan ons verbonden zijn over de toenemende problematiek rondom vrij levende alen heel serieus. Momenteel is er – bij mijn weten – geen enkel Nederlands ras dat resistent of tolerant is voor dit probleem (dat ook bij wortels veel voorkomt). We zijn druk bezig om hier in de komende jaren stappen in te zetten. Het is afwachten of dit lukt, maar het heeft onze prioriteit vanwege de toename van het aantal probleemgevallen bij Nederlandse aardappeltelers."