Het aardappelseizoen 2015 verliep erg droog, relatief warm en zo goed als vrij van plaagdruk. Een paar rassen leden onder de droogte maar verder was de kwaliteit algemeen goed. Het aanbod plaagresistente rassen houdt ook in deze omstandigheden goed stand.
De proef werd aangelegd op het proefbedrijf biologische landbouw van Inagro te Beitem op een zandleembodem. De voorteelt was bloemkool. Er werd bemest met 30 ton/ha biologische runderstalmest. 16 rassen werden uitgeplant in 4 herhalingen en 4 rassen als collectie in 1 herhaling. Vanaf 6 maart werd alle pootgoed voorgekiemd. Op 20 april werd onder goede omstandigheden geplant op 33 cm in de rij en met een tussenrijafstand van 75 cm.
De onkruidbestrijding gebeurde volledig mechanisch, voor en tijdens de opkomst driemaal gewiedegd met een Treffler wiedeg. Er werd in drie keer aangeaard. Om de raseigen plaagtolerantie goed in beeld te hebben werd er expliciet voor gekozen om geen plaagbestrijding uit te voeren.
De aardappelplaag was dit jaar van weinig betekenis. Als gevolg van de combinatie van droogte met uitzonderlijke warmte begin juli konden enkele vroege rassen waarschijnlijk onvoldoende uitgroeien (Avanti, Laperla, in mindere mate TW 07-807). Om doorwas te voorkomen werd er beregend op 3 juli (15 mm) en 14 juli (20 mm). De voortdurende droogte werd pas eind augustus afgebroken door enkele onweersbuien, ongeveer op het moment van branden op 17 augustus, waardoor dit geen invloed meer heeft gehad en de onderwatergewichten hoog uitkwamen (gemiddeld 372 g/5kg). Er werd geoogst op 18 september.
Resulaten oogst 2015
Het proefjaar 2015 verliep erg droog, relatief warm en zo goed als vrij van plaagdruk. Om doorwas en extreme droogte in de zandleemgrond te voorkomen werd er beregend op 3 juli (15 mm) en 14 juli (20 mm). De rassen behaalden marktbare opbrengsten +35mm tussen 28 en 57 ton/ha (gemiddeld 43 ton/ha).
Als gevolg van de combinatie van langdurige droogte met uitzonderlijke warmte begin juli rijpten enkele vroege rassen waarschijnlijk versneld af. Avanti (Stet Holland), Laperla (Den Hartigh) en in mindere mate TW 07-807 (Agrico) (35 à 45 ton/ha) bleven te laag steken in onderwatergewicht en hadden bijgevolg kwaliteitsproblemen. De vroege rassen Biogold (Agrico) en Frieslander (Bouma) toonden zich robuuster: hoewel beperkt in opbrengst (ong. 30 ton/ha) haalden ze een goed onderwatergewicht.
Bij de halfvroege en halflate rassen is Alouette (Agrico) een plaagresistente, kwaliteitsvolle tafelaardappel met rode schil. Raja (Bouma) is matig plaaggevoelig maar bevestigt als degelijke consumptieaardappel met rode schil. Toluca (Agrico) voldoet maar pootgoed is in de toekomst niet meer verkrijgbaar. Bionica (Niek Vos) is sterk tegen plaag en kwaliteitsvol maar is minder gewild omwille van zijn wit vlees. Vitabella (Plantera) is te beperkt in opbrengst en is van weinig meerwaarde. Cammeo (Caithness) heeft een hoog opbrengstpotentieel en is op te volgen in de toekomst.
Onder de late en zeer late rassen kon Agria (Agrico) een goede en kwaliteitsvolle opbrengst maken. Het is echter plaaggevoelig, net als Almonda (Den Hartigh) en Miss Malina (Interseed). Almonda is geschikt als vastkokende tafelaardappel, Miss Malina enkel als frietaardappel. Noblesse (HZPC) en Bettina (Bavaria Saat) waren matig als tafelaardappel; hun plaaggevoeligheid kon nog niet bepaald worden.
Bij de late plaagresistente rassen wordt Carolus (Agrico) een standaard als bloemige tafelaardappel en frietaardappel. Sarpo Mira (Danespo) bevestigt zijn gekende eigenschappen. Connect (Den Hartigh) en VOS 2006-001-001 (Niek Vos) zijn sterk in het veld, realiseren een goede opbrengst en behalen aanvaardbare kwaliteit.
Bron: BioKennis