Het onderzoek naar de ontwikkeling van aardappels met duurzame resistentie tegen phytophthora via genetische modificatie met genen van wilde aardappelsoorten en goed resistentiemanagement (DuRPh), is afgerond met een wetenschappelijke publicatie over de resultaten van het onderzoek. De onderzoekers van Wageningen UR melden in hun publicatie dat het met hun aanpak gelukt is om aardappelplanten te ontwikkelen waarvoor tot 80% minder chemisch bestrijdingsmiddel nodig zal zijn.
Aardappel is het derde voedselgewas en levert per hectare relatief veel en waardevol voedsel op. Maar de ziekteverwekker Phytophthora infestans bedreigt wereldwijd de aardappelteelt. Boeren die het zich financieel kunnen veroorloven moeten tot wel vijftien keer per jaar hun gewas met chemische middelen beschermen tegen phytophthora. Dat is duur en niet goed voor het milieu. Boeren die geen geld hebben voor chemische gewasbescherming verliezen in sommige jaren een groot deel van de opbrengst door de ziekte.
De nu verschenen wetenschappelijke publicatie beschrijft het tien jaar lopende DuRPh-onderzoek dat in opdracht van het ministerie van Economische Zaken is uitgevoerd door Wageningen UR. De publicatie is verschenen in het tijdschrift Potato Research.
DuRPh
Doel van het DuRPh-onderzoek was het leveren van een ‘proof of principle’ voor het met aardappel-eigen genen genetisch modificeren van bestaande aardappelrassen voor de ontwikkeling van resistentie tegen phytophthora die langdurig stand houdt. Zulke aardappels zouden het wereldwijde gebruik van gewasbeschermingsmiddelen substantieel kunnen verminderen én een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de productie van extra voedsel.
Voor het bevorderen van de duurzaamheid van de resistentie (de langdurigheid dat de resistentie stand houdt) brachten Wageningse onderzoekers combinaties van resistentiegenen van wilde aardappels over naar cultuuraardappels en ontwikkelden ze een methode voor het managen van het gebruik van de verschillende resistenties.
De onderzoekers brachten enkele tientallen resistentiegenen van wilde aardappels in kaart waar van bijna de helft werd ‘gekloneerd’, zodat ze ingebracht konden worden in het DNA van bestaande aardappelrassen, als enkelvoudige en setjes van 2 en drie. Nadat de onderzoekers hadden vastgesteld dat deze genen ook daadwerkelijk vatbare aardappelplanten resistent konden maken, werden die aardappelplanten vermeerderd, zodat er voldoende aardappels beschikbaar kwamen voor het onderzoek in proefvelden.
Resistente aardappels
Die resistente aardappels werden op verschillende manieren in het veld in detail onderzocht. Ook werden in kleine ‘monitoringsvelden’ de resistente aardappels ook gebruikt om te kunnen onderzoeken welke types phytophthora er in het land aanwezig waren. In grotere demonstratievelden konden bezoekers uit de sector én het brede publiekvier jaar op rij met eigen ogen zien hoe goed het gelukt was om vatbare aardappels resistent te maken tegen phytophthora.
Het DuRPh-onderzoek beoogde ook een inhoudelijke bijdrage te leveren aan de discussie over genetische modificatie in de maatschappij. Daarom organiseerde het Wageningse onderzoekteam bijeenkomsten voor de aardappelketen, voor maatschappelijke organisaties en voor het brede publiek. De bezoekers konden de genetisch gemodificeerde aardappels in de proefvelden met eigen ogen zien en konden ook zien hoe goed de aardappelplanten zich tegen de phytophthora-ziekte konden verweren. De onderzoekers gaven daarnaast ook grote aantallen presentaties, in Nederland en daarbuiten.
Bron: Wageningen UR