Eigenlijk staan de komende weken vooral in het teken van de tulpenbollen, maar Peter Verlouw uit Creil kan het niet laten om zo nu en dan nog eens door zijn pootaardappelpercelen te lopen.
In totaal heeft hij 21 hectare pootaardappel in zijn bouwplan. “Over het algemeen ziet het er goed uit”, zegt Verlouw: “Afgelopen tijd hebben we de percelen twee keer afgereden met de selectiekar. De plant ziet er goed uit, weinig problemen. We moeten wel consequent blijven spuiten tegen luizen, want de luisdruk is momenteel erg hoog. Dat betekent dat we om de zes à zeven dagen spuiten. Daarnaast wordt er links en rechts phytophthora geconstateerd dus ook daar zijn we scherp op.”
Vorig jaar heeft Verlouw een nieuwe spuit gekocht, want de oude was volgens hem echt aan vervanging toe: “We kregen steeds meer kleine dingetjes die stuk gingen, zoals een versleten slang en dat wil ik niet te veel. De werkbreedte past prima bij ons. We hebben een aparte maat: 28,5 meter. Daar kom ik met mijn perceelgrootte mooi mee uit. De topeinden zijn iets verlengd en kun je apart in en uit klappen. Die anderhalve meter extra – 27 meter is standaard – scheelt mij een hoop werk. Het werd deze spuit of een 40 meter voor volle spuitbreedtes. Dit model is licht van gewicht en er kan ook een lichte trekker voor als het zo uitkomt”.
Het spuiten zelf doet Verlouw in verschillende fases. Afgelopen weken gebruikte hij voor phytophthora-bestrijding Acrobat en wisselt dat middel af met Orvego: “Ik sta nu op het punt om over te schakelen op Banjo Forte. Een fungicide voor de bescherming van de aardappelen tegen de aardappelziekte (phytophthora infestans) met een nevenwerking tegen Sclerotinia. Dat spuiten we dan een paar keer en tegen het einde van het seizoen schakelen we dan weer over naar een Ranman Top voor de ultieme knolbescherming.”
De spuitdoppen die Verlouw gebruikt zijn van AirMix: “De blauwe is een 110-03 met fijne druppel en die gebruiken wij voor ziektebestrijding. Die dopt geeft ongeveer 300 liter water per hectare. De bruine is een spuitdop met middel-grove druppel (110-05). Die doet 400 liter per hectare en wordt gebruikt voor luisbestrijding om zodoende goed onderin het gewas te komen. Ook na het ruggenvrezen gebruiken we die spuit, want bij onkruidbestrijding hebben we meer water nodig.”
Verlouw is tevreden over de groei van het gewas. Een korte blik op het perceel waar het ras Labella (via pootaardappelhandelshuis Den Hartigh uit Emmeloord) is ingezaaid laat zien dat de knolzetting goed op schema ligt: “Het gewas staat mals en heeft veel loofgroei dus dan moet je wel zorgen dat het loof goed bedekt is met bestrijdingsmiddel. Verder staat het er prima op. De groeiachterstand die we hadden is inmiddels verdwenen.”
Wat verwacht Verlouw voor opbrengst? “Op dit moment is dat moeilijk te zeggen. Meestal zet dit ras goed en als dat proces eenmaal voltooid is dan groeien alle knollen goed mee. Labella is eigenlijk altijd goed voor een hoge opbrengst.”
De nuchtere akkerbouwer uit Creil wil van de teelt geen hogere wiskunde maken, maar hij is wel gedreven het zo goed mogelijk te doen: “Ik bespreek niet in de winter met mijn adviseur wat ik ga doen. Ik heb nu wekelijks contact, omdat de omstandigheden elke week veranderen. Dat is hartstikke belangrijk. Er wordt phytophthora links en rechts gevonden. Om dat te voorkomen moet je op tijd schakelen. Dan moet je dus niet vasthouden aan wat er van de winter is besproken. Ik wil het gewoon goed doen.”
Verlouw vervolgt: “Ook heb ik Actara gebruikt voor de grondbehandeling tijdens het aardappelpoten, dat is een integreerbaar luismiddel met systemische werking. Dat middel is over twee weken uitgewerkt, daarna ga ik twee keer in maand met een luizendoder bespuiten. Als je dat allemaal strak uitvoert kun je redelijk probleemloos aardappels telen.”
Verlouw is dankzij zijn vorig jaar aangeschafte aardappelrooier van Grimme (met een capaciteit van ongeveer twee hectare per dag) helemaal klaar voor de oogst van dit seizoen. De vervanging was volgens Verlouw bittere noodzaak: “Die andere rooier (ook van Grimme) was gewoon versleten, dus we hebben een andere gehaald. Deze heeft een grotere bunker, meer reinigingscapaciteit, een bredere graafmat en bovendien is het een verstekrooier. Hierdoor rij je niet door de ruggen heen.”
De aanwezigheid van de verstekrooier (linksvoor op de rooier) was voor Verlouw een belangrijk aspect om voor dit type te kiezen. “Als de omstandigheden wat moeilijker zijn, dan wordt de grond rond de rug wat minder aangedrukt, dan zeeft het beter. Dankzij de verstekbak wordt de rug opgetild en valt een beetje uit elkaar. Dat komt omdat we er niet doorheen rijden. We klappen ook het loof niet meer. Er zit een doorvalmat op: de aardappel valt door de mat heen en het loof blijft er bovenop liggen.”
De verstekrooier bevalt hem dan ook prima: “Het werkt veel mooier en alles is in één werkgang klaar. We hoeven er niet meer met de loofklapper doorheen. We rijden zo weinig mogelijk met de trekker over het land. Ik vind het leuk om in de trekker te zitten, maar als het met minder kan dan doen we dat. Ik werk zo functioneel mogelijk”, lacht Verlouw.
De maand juni is voor de aardappeltelers in de Noordoostpolder altijd extra spannend. De lichte gronden zijn schurftgevoelig en dus is op tijd beregenen cruciaal: “Tijdens de zetting moeten we de grond een week of drie, vier goed vochtig houden om schurft te voorkomen. Het mooiste is als je de grond kan kneden tot een ‘bal’. Als het goed weer is, dan moet je om de vijf dagen weer terugkomen. Nu met die (heftige) buien hoeven we minder te beregenen, maar juist tijdens de knolzetting in juni ontstaat schurft en daarom is beregenen in deze fase zo belangrijk. In de groeiperiode komt het niet zo nauw, als de zetting voorbij is en het is bovenin de rug droog dan is het geen probleem. Dan moet de plant van onderuit vocht opnemen om te groeien.”