Bij maatschap Koetsenruijter in Espel is het verlagen van de bacteriedruk een hot-item. Hoewel de bacterievorming op het akkerbouwbedrijf de laatste jaren vrij gering is, bedacht Guus Koetsenruijter (de teeltspecialist binnen de maatschap) een manier om dit nog meer te optimaliseren: “De bedoeling is om hoogwaardig pootgoedmateriaal te telen. Uit ervaring van collega-akkerbouwers is gebleken dat mensen die op voorraad rooien op het punt van bacterieziekten voorkomen beter scoren dan aardappeltelers die dat niet doen”, zo vertelt René Koetsenruijter.
“Combinatie zonlicht en snelle droging heeft gunstig effect op kwaliteit”
Volgens de akkerbouwer uit de Noordoostpolder heeft het rooien op voorraad diverse voordelen: “Blijkbaar is het zo dat wanneer de aardappel geoogst wordt en nog een tijdje in de zon blijft liggen, dat dit een positief effect heeft op het voorkomen van bacterievorming. De combinatie van zonlicht en het snel opdrogen van de aardappel heeft een gunstig effect op de kwaliteit van het pootgoed.”
Momenteel hebben pootgoedtelers vooral te maken met het zogeheten Pectobacterium carotovorum brasiliense (Pcb), ook wel de brasiliense-bacterie genoemd. Om de vorming hiervan zoveel mogelijk te voorkomen rooit Koetsenruijter al een aantal jaren direct van het land in de kist: “Wij denken dat het gunstig is om de route van het rooien naar de bewaarkist zo kort mogelijk te houden. Ook dit ter voorkoming van bacterieziektes. Dit systeem passen we nu nog steeds toe maar wordt – vanwege de eerder genoemde voordelen – langzaam maar zeker vervangen door het rooien op voorraad. De eerstejaars deden we voorheen altijd met de hand. Die doen we nu – net als de 2e en derdejaars – op voorraad rooien. De vierdejaars rooien we in de kieper, dit is het meest efficiënt.”
Oogstresultaat
Inmiddels zijn de eerste poters de grond uit, iets later dan gepland, want Koetsenruijter gaat meestal al begin augustus het land op om de eerste aardappelen te rooien: “We zijn nu eigenlijk nog maar net goed begonnen met oogsten. Normaal zijn we daar iets eerder mee, maar het lijkt wel of het elk jaar wat later wordt. Momenteel hebben we ongeveer vijftien procent van de in totaal 120 hectare pootgoed eruit. Een eerste indruk is dat de kilogramopbrengst dit jaar gemiddeld lager uit gaat vallen dan in voorgaande jaren.”
“Aardappelen op lichte gronden, die vroeg gepoot zijn, komen er het beste vanaf”
Gemiddeld genomen is de opbrengst dus aan de lage kant, hoewel dat volgens Koetsenruijter heel erg verschilt van perceel tot perceel. “We werken op lichtere en zwaardere gronden verspreid over de hele Noordoostpolder. En daar zitten nog weleens grote verschillen tussen. De groeiomstandigheden waren natuurlijk niet optimaal. De sterk wisselende omstandigheden zorgen voor deze gemiddeld lagere resultaten, waarbij de tegenvallende percelen de overhand hebben op de velden waar wel een redelijke tot goede opbrengst vanaf komt.”
René Koetsenruijter let samen zijn zoons Guus en Tim goed op de grondsoort waarop een bepaalde ras geplaatst wordt. Dit jaar is er een duidelijk verschil waarneembaar tussen de opbrengst op lichte en zwaardere gronden. Dit komt volgens René Koetsenruijter vooral vanwege het feit dat op lichtere gronden dit jaar eerder gepoot kon worden, dan op de zwaardere gronden die vanwege het natte voorjaar lange tijd moeilijk te berijden waren: “De aardappelen op lichte gronden, die vroeg gepoot zijn, komen er bij ons dit seizoen het beste vanaf. De percelen die halverwege mei de grond in zijn gegaan vallen tegen.”