Waar bij eerdere edities in Zwolle nog bijna een hele beurs gevuld was met mechanisatie, bleef het bij de tweede editie van de Biobeurs in de Brabanthallen in Den Bosch dit jaar beperkt tot een handje vol mechanisatiebedrijven aan de rand van de beurs. De Biobeurs lijkt zich steeds meer te gaan focussen op de consument.
Vele boerderijwinkels, verwerkers van biologische producten en verenigingen waren vertegenwoordigd op de beurs. Daarnaast stonden er ook bedrijven zoals GreenFood50, dat aandacht schonk aan een minder bekende teelt in Nederland: biologische quinoa. Om hierop voort te borduren lieten standhouders vele voedingsproducten zien (en proeven), die dit soort eiwitrijke producten bevatten.
Met behulp van tal van workshops werden bezoekers op de hoogte gebracht van nieuwe ontwikkelingen in de biologische teelt, zoals bijvoorbeeld de toepassing van robots.
Veel uitgebreid, minder mechanisatie
Een uitgebreid aanbod, maar het deel met mechanisatie was gekrompen. Echter, dit is voor telers een belangrijke randvoorwaarde om goede producten op de markt te brengen. Een perceel dat volstaat met onkruid geeft gewassen niet bepaald de kans om überhaupt bij de consument terecht te komen.
Natuurlijk hoeft deze verandering niet een achteruitgang te betekenen. De productie van biologisch voedsel omvat de hele keten. Dit begint bij het zaaien door een teler en stopt niet tot de consument zijn boodschappenkar gevuld heeft. Consumenten bewust maken van de achtergrond van biologisch voedsel is een belangrijk onderdeel van deze beurs, wat terug te zien was bij de vele standhouders. Echter, wie opzoek was naar teelttechniek en meer wil leren over de mechanisatie die nodig is om biologische te telen kon beter de weg naar een andere beurs kiezen.
Tekst: Kim Sjoers